Wet op de jeugdzorg
Artikel 54
1
Indien door de stichting bij de uitoefening van de taken, genoemd in artikel 11, eerste lid, persoonsgegevens worden verkregen bij anderen dan degene die het betreft, brengt zij de betrokkene hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na het moment van vastlegging van de hem betreffende gegevens, op de hoogte.
2
De in het eerste lid genoemde termijn kan telkens met ten hoogste twee weken worden verlengd, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, genoemd in artikel 11, eerste lid, en dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van kindermishandeling te beƫindigen of een redelijk vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken.
3
In afwijking van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens kan een stichting de mededeling aan degene die het betreft dat ten aanzien van hem persoonsgegevens worden verwerkt achterwege laten voor zover dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van kindermishandeling te beƫindigen of een redelijk vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.